Het is belangrijk om gedachten op te merken en af te toetsen. Gedachten maken namelijk soms fouten. Ze kunnen niet helemaal kloppen. Het probleem hierbij is dat als het om negatieve gedachten gaat, ze je een behoorlijk rotgevoel kunnen geven of een situatie kunnen doen escaleren. Gedachten zijn geen feiten!
Er zijn verschillende denkfouten mogelijk. De volgende drie maken we het vaakst:
= het vaststellen van regels of eisen voor jezelf of anderen, waarbij er een negatief oordeel valt als jij of de ander niet aan die regels voldoet.
“Hij moet wel naar mij kijken tijdens het lesgeven, anders is hij niet geïnteresseerd.”
= de kans dat een gevreesde gebeurtenis optreedt, wordt overschat.
“Vandaag wordt echt een rotdag want er zijn zoveel collega’s ziek.”
= het invullen van gedachten van een ander, zonder te weten wat de ander eigenlijk echt vindt.
“Die collega zegt me geen goedemorgen, volgens mij heeft die iets tegen mij.”
= iets op uitersten beoordelen in de plaats van in nuances. Termen als nooit, altijd, niemand, iedereen kunnen wijzen op zwart-wit denken.
“Niemand vindt mij aardig.”
= snel een globaal en negatief oordeel vellen over jezelf, een ander of een situatie, zonder te bedenken of dit echt wel zo is.
“Ik ben een mislukking (in plaats van: ik maakte een fout).”
Situaties altijd als rampzalig zien of na één negatieve gebeurtenis een patroon zien. Ook hier worden de woorden nooit, altijd, niemand en iedereen vaak gebruikt.
“Ik word altijd afgewezen.”
“Het gaat me nooit lukken om die taak af te krijgen.”
Het persoonlijk opnemen of de valse verantwoordelijkheid.
= jezelf verwijten maken over iets waar je niet of maar deels verantwoordelijk voor bent. De negatieve gebeurtenissen of het negatief gedrag van anderen zijn door jou veroorzaakt.
“De boosheid van die ouders is vast omdat ik die fout heb gemaakt.”
= Van neutrale of positieve ervaringen iets negatiefs maken of de aandacht wordt enkel op de negatieve details van een situatie of persoon gericht en dus ook negatief beoordeeld.
“Ze zegt wel dat ze het een leuke activiteit vond, maar waarom ging ze dan vroeg naar huis?”
= gevoelens als bewijs zien voor de juistheid van de gedachte, waarbij tegenbewijs genegeerd of onderschat wordt.
“Ik voel me minderwaardig, dus ik ben dat ook.”
= een soort tunnelkijken: het kijken naar slechts één aspect van een bepaalde gebeurtenis terwijl al de rest wordt uitgesloten. Je pikt er één detail uit en dat detail kleurt de hele gebeurtenis.
“Ik kreeg appreciatie voor wat ik deed, maar ik kreeg ook de vraag om de volgende opdracht iets sneller af te werken. Ik denk dat het niet goed was, wat ik deed.” De lof wordt weg gefilterd en de kritiek blijft over.
Merk je gedachten op. Geef jezelf de ruimte om op te merken wat je gedachten zijn en welke invloed ze op je hebben. Vang je gedachte en vervang ze eventueel door een redelijke gedachte.
Wees je bewust van het huidige moment waarin je leeft. Onderscheid gedachten en feiten. Wat er gaat gebeuren in de toekomst of wat er zich afspeelt op een andere plek of in de geest van iemand anders is niet jouw realiteit, noch kan je het echt kennen.
– Is het waar?
– Ben ik heel zeker dat het waar is?
– Wie ben ik met die gedachte?
– Wie zou ik zijn zonder die gedachte?
Of stel jezelf wetenschappelijke vragen:
– Kan ik dit zeker weten?
– Heb ik bewijs?
– Wat is de kans dat het daadwerkelijk gebeurt?
– …
Bevooroordeelde gedachten komen vaak voort uit overtuigingen. Overtuigingen zijn de wortels van de boom, de gedachtefouten de vruchten. Analyseer wat je overtuigingen zijn en je zal te weten komen waarom je de denkfouten maakt.
Alsof je een wetenschapper bent zou je experimenten moeten uitvoeren die zullen bevestigen of wat je denkt waar is of bevooroordeeld. Aftoetsen met je omgeving is daarbij een wijze raad. Denk je dat iemand roddelt over jou? Vind de moed en ga het hem/haar vragen. Het antwoord zal je helpen te realiseren of het iets was dat je zelf in je hoofd hebt gehaald of dat het werkelijk waar was. Deze persoon zou natuurlijk ook tegen je kunnen liegen, maar hier heb je geen controle over! Richt je dus op de dingen die je op kunt lossen en vergeet al het andere.
Het stukje van jezelf dat je het meeste denkfouten doet maken, is je innerlijke criticus. Iedereen heeft een innerlijke criticus. Het is die stem die je regelmatig heel streng aanspreekt. Wie hem al te serieus neemt, kan daar heel onzeker van worden. Het is je innerlijke stem die natuurlijk ontstaan is toen je opgroeide binnen een sociale kring (je gezin). Hij helpt je regelmatig om je te gedragen binnen een sociale context. Maar soms is hij ook té aanwezig. Zo’n ondermijnende stem kan slecht zijn voor het zelfvertrouwen. Vaak wordt hij veroorzaakt door ervaringen uit het verleden, door dingen die je van huis uit hebt meegekregen.
Wanneer weet je dat de interne criticus aan het woord is? Soms ben je zo aan die stem gewend dat het niet opvalt hoe negatief je gebruikelijke gedachten zijn. Voor de perfectionist is dit een heel normale gedachte: ‘ik mag dit niet fout doen.’ Of voor anderen: “Ze vinden me vast lui/dom/lelijk.” Het zijn de sluipmoordenaars onder de gedachten. Hoor je jezelf nu al denken: maar het kán toch dat ze me dom vinden? Dáár zit dus de fout.
Je denkfouten herkennen is één ding. Vervolgens moet je leren om je weerbaarder te maken tegen je interne criticus. Dat is een proces van oefenen, vallen en opstaan, dat uiteindelijk zal helpen bij een positiever zelfbeeld en meer zelfvertrouwen. Denkfouten haal je niet zomaar uit je systeem. Wat helpt, is je zelfvertrouwen voeden met positief commentaar, zodra je merkt dat de innerlijke criticus de kop opsteekt.
Spreek jezelf bemoedigend in plaats van afkeurend toe. Gebruik daarvoor je voornaam in plaats van ‘ik’. Uit onderzoek blijkt dat je daardoor meer afstand van de situatie neemt. Bedenk wat je tegen een goede vriend zou zeggen.
Blijf op de hoogte
Grenzeloos denken,
samen doen.
GO! scholengroep Brussel
Oud-Strijderslaan 200
1140, Brussel
02 702 30 61
algemeensecretariaat@sgrbrussel.be
Privacybeleid
© GO! SCHOLENGROEP BRUSSEL